21 maart 2019 - Ken je de Amerikaanse uitspraak ‘curiosity killed the cat’? Nieuwsgierigheid maakt dat je soms te ver gaat. Dat is ook aan de hand met de wens van hardlopers om de focus te leggen op snelheid. Altijd maar snel en hard trainen. Sneller worden is goed maar vaak leidt de gedrevenheid tot slechte bijeffecten. Werk aan de winkel voor de trainer.
Er is niks mis met de menselijke motivatie om sneller te worden. Zonder die zoektocht zouden wereldrecords op de marathon niet meer gebroken worden. Het blijft een mooi spel voor trainer en hardloper om tot de beste tijden te komen. Als trainer zie je vaak genoeg dat die drang naar snelheid verkeerd uitpakt.
Logisch slecht gedrag versus slimme opbouw
Als trainer heb je een goed beeld van de intensiteit en snelheid die hoort bij bepaalde trainingen. Je hebt voor iedere training een doel. Een hardloper kijkt daar meestal wat minder analytisch naar en daar kun je in de trainingen maar beter mee rekening houden. Veel lopers willen voortdurend te hard. Niet zomaar een training sneller dan normaal, maar altijd sneller. Dat komt uit de logica dat nu sneller trainen ook meteen resulteert in sneller worden. Maar over een lange trainingsperiode kan dat desastreus uitpakken. Dit kun je als trainer voorkomen door onder meer duidelijk te spreken over:
A) Het doel van de training
B) Actief inspelen op het gedrag van de hardlopers
C) Koppel gevoel/ervaring aan het doel
Een duidelijk voorbeeld is een hersteltraining na een intensief evenement. De vermoeidheid van de wedstrijd zit nog in de benen. De euforie zit nog in het hoofd. En dan kan de snelheid al fors oplopen terwijl het fysiek gezien helemaal niet verstandig is. Leg het doel van de training uit. Je maakt meer kans dat de cognitieve kennis aansluit bij de ervaring van de training. Je kan onder meer wijzen op het gevoel van het hersteltempo. Je kan er zelfs voor kiezen om als trainer het doeltempo iets lager door te geven omdat de loper er toch een aantal seconden van afhaalt. Gaat een loper nu fors te hard in deze kwetsbare herstelfase, dan verhoog je het risico op blessures. Dat zou jammer zijn, dat de euforie in het hoofd al de basis afbreekt voor het succes bij een volgend evenement.
Té hard is relatief
Té hard gaan is een relatief gegeven. De ene hardloper kan dat makkelijker aan dan de andere. Maar hardlopen en progressie gaat in kleine stappen en dat geldt ook voor een te hoog tempo. Zit er nog veel vermoeidheid in de benen bij een hardloper dan is meer dan 10% sneller lopen ten opzichte van een normaal trainingstempo vaak al té veel. Daarom is het als trainer slim om tijden en data bij te houden. Zeker in een periode waarin je merkt dat een loper gevoeliger is voor blessures.
Trainers zijn hard nodig
De afwisseling van tempo’s is essentieel in de opbouw. Wie te vaak té hard gaat, kan even vooruit op het plezier van snel winst boeken. Want de hardloper ziet de tijden verbeteren. Wie terecht komt in een cyclus van alsmaar snel trainen gevolgd door kleine pijntjes en blessures komt terecht in een neerwaartse spiral. Je lopers slaan dan trainingen over, of ze doen niet die essentiële korte herstellopen. Dan is het als trainer en hardloper weer een lange weg omhoog. Het goede nieuws, jouw kennis, enthousiasme en overtuigingskracht als trainer zijn ook hard nodig bij al die rustige trainingen.